Vrijhandel of vrijheid van handelen ?

In: Wiardi Beckman Stichting,
Een Fantastisch Vergezicht; Nederland in 2025. Eerbeek, december 1994, 6 paginas



De Mens is een schijtlijster.

Hij is bang voor van alles, en vooral voor de toekomst. Van de toekomst kan je namelijk nooit zeker zijn en hij haat onzekerheid. De één haat het wat meer dan de ander, maar in het algemeen weet de Mens nu eenmaal graag wat hem te wachten staat. En sinds hij enige duizenden, tienduizenden of misschien wel miljoenen jaren geleden in de gaten kreeg dat er een verschil bestaat tussen verleden, heden en toekomst, is de Mens altijd gefascineerd geweest door voorspellingen over wat er morgen, overmorgen of volgend jaar met hem zal gebeuren. Waarzeggers genieten dan ook al eeuwenlang een grote populariteit en vele pulpbladen vinden juist vanwege hun horoscopen wekelijks gretig aftrek.
Maar de wens te weten wat er in de toekomst zal gebeuren leeft zo mogelijk nog sterker bij politici. Al in het verre verleden maakten koningen, keizers en faraos, bang als ze waren hun machtspositie kwijt te raken, gebruik van adviseurs die hen op basis van allerlei voortekenen de toekomst voorspelden. Enkele van deze adviseurs zijn met hun adviezen erg beroemd geworden zoals de bijbelse Jozef, die de toenmalige Egyptische farao correct zeven vette en zeven magere jaren voorspelde, en het orakel van Delphi dat de Lydische koning Croesus zijn ondergang tegemoet stuurde. Men zat er nog wel eens naast, want goed voorspellen bleek toch knap lastig.

Ook heden ten dage hebben politici nog steeds orakels en waarzeggers in dienst. Deze moderne koffiedikkijkers zijn veelal werkzaam bij allerlei (semi-)overheidsinstituten alwaar zij met behulp van ingewikkelde modellen tot een groot aantal cijfers achter de komma uitrekenen hoe de wereld van morgen er uit zal zien. Het mag misschien verbazen, maar over het algemeen komen de uitkomsten van dergelijke modellen op de korte termijn heel aardig overeen met de feitelijke ontwikkelingen. Naarmate de modellen echter gebruikt worden om een situatie te voorspellen die verder in de toekomst ligt, zoals bijvoorbeeld hoe Nederland er anno 2025 uit zal zien, loopt de nauwkeurigheid van de voorspellingen dramatisch terug. Voor dit verschijnsel kunnen een aantal redenen aangevoerd worden.

Om te beginnen is het zo dat dergelijke modellen gebaseerd zijn op een simplificatie van de werkelijkheid. De echte wereld is een oneindig complex gebeuren waarin werkelijk alles met alles samenhangt. Een model is daarentegen een vereenvoudiging, een theoretische constructie waarin slechts een beperkt aantal factoren op een rijtje wordt gezet, slechts een beperkt aantal verbanden wordt gelegd.

Een tweede reden waarom middellange en lange termijn voorspellingen zo onbetrouwbaar zijn is gelegen in het feit dat dat de informatie waarop de voorspelling gebaseerd is, ontleend wordt aan het heden en het verleden. Hoe goed je ook bent in het interpreteren van de feiten van vandaag en gisteren, je kent per definitie niet alle factoren die morgen van belang zullen zijn. De ontwikkelingen die je schetst zijn daarom altijd een extrapolatie van de huidige situatie en je kunt dan ook nooit de gevolgen van totaal onverwachte ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld de val van de Berlijnse muur of technologische doorbraken) in je analyse betrekken. Je gaat namelijk uit van de volgende, zij het impliciete, aanname: de situatie van morgen is de situatie van vandaag, maar dan een klein beetje anders. Het gevolg hiervan is dat het beeld dat je van de toekomst schetst in de meeste gevallen nooit in de praktijk gebracht zal worden omdat er altijd wel één of andere politieke of technologische doorbraak gerealiseerd wordt die je prachtige voorspelling helemaal doorkruist.

Maar er ligt nog een derde gevaar op de loer voor de geavanceerde waarzegger. Zelfs als er geen onvoorspelbare doorbraken plaatsvinden, is de kans nog steeds erg groot dat de geschetste eindsituatie nooit op zal treden.. De reden hiervoor is gelegen in het fenomeen van de zogenaamde Vlinder van Lorenz. Simpelweg komt dit neer op het volgende: hele kleine verschillen in de uitgangssituatie leiden op de lange termijn tot hele grote verschillen in de eindsituatie. Dit probleem treedt het duidelijkst op bij quantitatieve voorspellingen. Wanneer bijvoorbeeld twee onderzoekers bij een lange termijn voorspelling het heden iets anders interpreteren kan dat, bij gebruikmaking van hetzelfde (wiskundige) toekomstmodel, leiden tot zeer grote verschillen in de respectievelijke voorspellingen.

Tenslotte is het zo dat je als toekomstkijker zelfs niet veilig bent wanneer je (per ongeluk) een accurate voorspelling doet. Wanneer je voorspelling wijd genoeg bekend raakt, kunnen er dermate veel mensen op gaan anticiperen , dat het een self-fulfilling of juist een self-destroying prophecy wordt.

Al met al lijkt het er dus op neer te komen dat het onmogelijk is om te proberen voor langere periodes de toekomst te voorspellen. Maar toch is nadenken over de dag van morgen niet zinloos. Het feit dat je niet met 100 % zekerheid kunt stellen hoe de toekomst eruit zal zien, betekent niet dat je niet moet filosoferen over de vraag hoe een toekomstige samenleving er idealiter uit zou moeten zien. En binnen deze politieke discussie kunnen met name scenarios een belangrijke rol spelen om handen en voeten te geven aan de centrale vraag: Wat voor soort samenleving willen we nu eigenlijk ?

Een goede manier om een dergelijke discussie aan te zwengelen is het tegenover elkaar stellen van een tweetal toekomstscenarios. In het eerste scenario wordt dan een toekomstbeeld uitgewerkt dat gebaseerd is op de vooronderstelling dat de toekomst niet meer is dan een extrapolatie van het heden. Een dergelijk scenario is beschrijvend en verkennend van aard. Bij het tweede scenario gaat het dan niet zozeer om een beschrijvende als wel om een normatieve verkenning, die niet voorspellend maar richtingevend van aard is. Een dergelijke toekomstverkenning zou je utopisch kunnen noemen, omdat daarin beschreven wordt hoe een ideale wereld er uit zou behoren te zien.

In deze benadering worden scenarios als beelden van de toekomst beschouwd. We kunnen op basis van die beelden besluiten of een dergelijke toekomst ons bevalt. In deze opvatting vormt een scenario een gechargeerde afbeelding van de werkelijkheid: er is sprake van een uitvergroting van zowel de gewenste als de minder gewenste aspecten. Duidelijkheid staat voorop, terwijl metaforen en persiflages de werkelijkheid indikken en aanknopingspunten voor inhoudelijke discussie vormen.

Hoe zou een dergelijke benadering er in de praktijk uit kunnen zien ? Laten we deze methode eens uitwerken aan de hand van de Nederlandse economische structuur in 2025, waarbij we uitgaan van respectievelijk een Groei- en een Groen-scenario.

Het Groei-scenario: alles wordt meer

Volgens dit eerste scenario zet de economische groei zich in de komende decennia steeds verder door. De economische ontwikkeling vertoont wel ups en downs, maar grosso modo is sprake van een voortdurend opgaande lijn. Deze groei, die in tal van landen op zal treden, wordt voor een groot deel omgezet in toenemende mobiliteit. Vanwege de relatief lage energieprijzen zijn zowel mensen als goederen uitermate mobiel. Een steeds groter wordend gedeelte van de mondiaal geproduceerde goederen wordt over gemiddeld steeds grotere afstanden vervoerd. Er is sprake van een steeds toenemende specialisatie, met als gevolg dat de wereldbevolking ook voor haar eerste levensbehoeften steeds afhankelijker wordt van de wereldhandel.

In dit scenario is vrijhandel de modernster aller religies, protectionisme de duivel en de GATT de nieuwe kerk. Alles wat internationaal is slaat de klok. Honderden miljoenen mensen profiteren van de mondiale economische groei. Ook Nederland zal in een dergelijk scenario een graantje mee kunnen pikken van de economische groei. De centrale lokatie in Europa maakt dat zowel Rotterdam, het uitgebreide Schiphol als de Nederlandse vervoerssector van deze toenemende mobiliteit kunnen profiteren. De functie van Nederland als distributieland zal steeds verder aan belang winnen.

In eerste instantie lijkt dit een erg positief scenario. Maar zoals altijd kleeft er ook een keerzijde aan deze medaille. Allereerst is het zo dat als gevolg van de toenemende produktie de mondiale milieuvervuiling steeds verder zal toenemen, ondanks het feit dat schonere produktietechnieken ingezet zullen worden. Verder lijdt de economische groei tot een steeds sneller verlopende uitputting van natuurlijke hulpbronnen.

Bovendien heeft dit scenario vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid ongewenste verdelingsaspecten. Niet allen zal in dit scenario de kloof tussen rijk en arm nog verder groeien, maar bovendien zal de vorm van de kloof veranderen. Ging het tot op dit moment nog vooral om een kloof tussen rijke en arme landen, in een globaliserende wereld zal steeds meer sprake zijn van een kloof tussen bevolkingsgroepen binnen landen. De economische ontwikkeling zal ook in de huidige derde wereld-landen een veel grotere middenklasse doen ontstaan, die afhankelijk is van voor de export producerende en op de wereldmarkt opererende bedrijven. In de Westerse landen zal daarentegen de groep van de have-nots juist sterk in omvang groeien, onder andere vanwege het verdwijnen van arbeidsintensieve bedrijfstakken naar de lage-lonen regios. Op den duur zal het fenomeen van dergelijke regios verdwijnen, maar dit kan ettelijke decennias duren. Gedurende deze periode zullen met name de minder geschoolden in de Westerse landen het zwaar te verduren krijgen.
In de hele wereld zullen de gevoelens van ontevredenheid onder de minderbedeelden sterk toenemen. Dagelijks worden zij in de praktijk of op de buis geconfronteerd met een levensstijl die ook zij ambiëren, maar die in hun leefomgeving voor hen niet in het verschiet ligt. De consequentie van dergelijke gevoelens is politieke instabiliteit en grote immigratiestromen.
Ook in Nederland zal de kloof tussen arm en rijk groter worden. De resultaten zijn voorspelbaar: de verkrotting van grote delen van met name de grote steden, grauwe woonwijken waar zelfs de graffiti afbladdert, hoge werkeloosheidcijfers, gevoelens van onveiligheid, de opkomst van extreem-rechts, stakingen en de roep om overheidshulp vanuit alle economische sectoren waar het slecht mee gaat. We zullen hier een paradoxale ontwikkeling op kunnen zien treden: het streven naar vrijhandel zal op termijn de roep om protectionisme aanwakkeren.

Op den duur zal er weer een tegenbeweging ontstaan die de slinger der geschiedenis weer de andere kant op zal doen slaan. Maar in de tussentijd zijn er allerlei negatieve consequenties aan dit vrijhandelsscenario verbonden. Zo zal in Nederland de oppervlakte groene ruimte nog verder teruglopen, met name onder invloed van de roep om nog meer infrastructuur. De soortenrijkdom zal nog verder verminderen ten gevolge van de toenemende druk op het milieu. Dit alles zal gebeuren terwijl Nederland op dit moment mondiaal gezien al het land is met de grootste economische activiteit per vierkante kilometer. J.C. Bloem, toch niet echt bekend staand als een kenner of liefhebber van de natuurlijke leefomgeving, krijgt postuum toch nog gelijk: de natuur is Nederland zal over dertig jaar niets meer zijn dan een stukje bos ter grootte van een krant.

Het groene-scenario: alles wordt anders

In het tweede scenario staat het streven naar duurzame ontwikkeling centraal. Dit Groene-scenario gaat uit van de gedachte dat de Mens aan het eind van zijn leven de aarde zo moet achterlaten als hij hem bij zijn geboorte in ontvangst heeft genomen. Dit is echter niet zozeer een moreel imperatief, maar vooral ook de enige manier waarop we onze kinderen een toekomst kunnen bieden.

Dit streven naar duurzaamheid komt het duidelijkst naar voren op het terrein van verkeer en vervoer. De energieprijzen zijn sterk gestegen. De omvang van transport en wereldhandel is sterk teruggelopen, waarbij energie-extensieve vormen van transport, zoals de scheepvaart, relatief aan belang gewonnen hebben. Deze mobiliteitsreductie is niet gerealiseerd met behulp van directe verboden, maar via indirecte weg door het opvoeren van de energieprijs naar een realistisch niveau met behulp van een ecotax. Op de lange termijn bleek de prijselasticiteit van brandstoffen toch voldoende om een significante reductie in het gebruik te realiseren.

Wordt in het Groei-scenario internationaal en nationaal gedacht, in het Groene-scenario staan het regionale en het lokale centraal. Een groot gedeelte van de produktie vindt op lokaal niveau plaats; de afstand tussen producent en consument is minimaal vanwege de sterk toegenomen transportkosten. Vergeleken met de huidige situatie heeft dit grote consequenties voor de economische bedrijvigheid. Zo is in Nederland bijvoorbeeld in de landbouw het belang van de akkerbouw toegenomen, terwijl de omvang van zowel de snijbloementeelt als van de varkenshouderij sterk is teruggelopen. Veel nieuwe werkgelegenheid is gecreëerd in de sectoren van reparatie en recycling, terwijl de zware procesindustrie zoals de petrochemie sterk aan belang heeft ingeboet.

Het B.N.P. zal teruglopen. Maar de afnemende welvaart hoeft geen consequenties te hebben voor het welzijn. Je kunt je namelijk afvragen hoe groot de (sociale) wenselijkheid van een groot gedeelte van de huidige economische groei is. Draagt een airconditioning in je auto bij aan je welzijn, wanneer je hem alleen nodig hebt omdat het zomers zo heet is in de file ? Of een mobiele telefoon omdat je die drie uur per dag dat je in de file staat, toch wel bereikbaar moet zijn ?

Dit scenario vormt geen weg terug naar de middeleeuwen. De technologische ontwikkeling zal niet tot stilstand komen, maar een andere richting inslaan. Er zal zich een vraag ontwikkelen naar technologie die het mogelijk maakt om ook op regionaal niveau duurzaam, kleinschalig maar vooral rendabel te kunnen produceren. En ook is het niet zo dat iedereen op zijn balkon aardappelen en boontjes moet gaan telen. Maar het is wel zo dat een dergelijk scenario consequenties heeft voor de consumptiepatronen. Zo zal een zonvakantie op de Malediven de facto onbetaalbaar worden. Ook zullen allerlei exotische (per vliegtuig aangevoerde) vruchten en groenten niet meer in de supermarkten liggen.

Het is echter niet zo dat dit een scenario is van autarkie en isolatie. De zich steeds verder ontwikkelende communicatietechnieken maken het mogelijk in internationaal verband aan de oplossing van allerlei (lokale) problemen te werken. Bovendien zullen zich in de steeds verder uitbreidende Cyber Space steeds meer internationale vriendschappen ontwikkelen. Alleen het feitelijk vervoer wordt sterk verminderd, met name door de al eerder aangehaalde forse stijging van de energieprijzen. Het motto van dit scenario zou dan ook kunnen zijn: Talk global, act local.

De hier geschetste scenarios dragen een zeer algemeen karakter. Op basis van een dergelijke (maar uitgebreidere) scenario-invulling zullen we met zn allen in de politieke fora moeen besluiten welke kant we met ons land op willen. De keus die men daarbij moet maken is er gesimplificeerd gesteld één tussen twee alternatieven. Volgen we de weg van de economie en laten we ons willoos heen en weer slingeren door het vrije spel der economische krachten ? Of weten we wat we willen en proberen we die wereld stukje bij beetje te realiseren ? Kiezen we met andere woorden voor vrijhandel of voor vrijheid van handelen ?

De manier waarop in de Nederlandse dagelijkse politiek op dit moment wordt omgesprongen met toekomstvoorspellingen ondersteunt het status-quo denken. De politiek gebruikt ze als leidraad bij de vraag waar en hoe in de samenleving marginale verbeteringen gerealiseerd kunnen worden. Maar politiek moet meer zijn dan alleen maar het doorvoeren van incrementele aanpassingen. Politiek moet ook het volgende zijn: nadenken en discussiëren over de richting die aan de maatschappelijke ontwikkeling gegeven moet worden.

De huidige impopulariteit van een dergelijke benadering van het politieke proces is een tegenreaktie op de illusie van de maakbaarheid van de samenleving zoals die met name in de jaren zeventig in linkse kring prevaleerde. Met deze illusie is in de jaren tachtig en aan het begin van de jaren negentig op afdoende wijze afgerekend. Maar de slinger van de geschiedenis is zoals wel vaker te ver doorgeslagen.

In de Nederlandse politiek lijken velen er nu dan ook van uit te gaan dat men onder invloed van de steeds verder gaande internationalisering geen werkelijke invloed meer heeft op wat er met de samenleving gebeurd. Dit is niet alleen jammer maar vooral ook onzin. We zijn nog steeds een soeverien land. Laten we onze eigen weg bepalen en onszelf niet aanpraten dat we stuurloos ronddobberen op de golven der geschiedenis. Niets is minder waar. Wanneer we onze eigen koers varen kunnen we het jaar 2025 vol vertrouwen tegemoet zien. Bij het uitstippelen van de juiste koers zullen toekomstverkenningen een belangrijke rol spelen. De keus is aan ons.